OPGEDRAGEN AAN KATIA BUNIATISHVILI (als reactie na het beluisteren van Ludwig Van Beethoven's 1 ste Pianoconcerto)
- Walter

- 7 mrt
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 3 dagen geleden
Een pianiste die ons eraan herinnert dat de grens tussen kunst en zelfverheerlijking vaak vervaagt.
De Pianist en de Spiegel: Wanneer Ego de Kunst Overschaduwt
Muziek is altijd een paradox geweest, een ambacht van precisie en discipline, maar tegelijkertijd een kunst van kwetsbaarheid en overgave. Het is een taal die verder reikt dan het individu, een brug naar iets groters. En toch is er onder musici een bepaald type uitvoerder voor wie het podium niet slechts een plaats van kunst is, maar een voetstuk van zelfverheerlijking.
Een pianist(e) die zichzelf niet uit de schijnwerpers kan houden, gelooft vaak dat zijn/haar talent zijn/haar ijdelheid rechtvaardigt. Maar als hun spel werkelijk zo diepzinnig was, zouden ze dan woorden nodig hebben om ons daarvan te overtuigen? Als hun interpretatie de ziel zou raken, zouden ze dan constant de wereld eraan moeten herinneren hoe briljant ze zijn? De grootste musici in de geschiedenis hoefden geen bewondering te eisen; hun muziek dwong die vanzelf af.
Misschien is de meest onthullende vraag deze: als het publiek moest kiezen tussen het ondergaan van de muziek of het aanhoren van de pianist die zichzelf verheerlijkt, waar zou hun verlangen werkelijk naar uitgaan? En als dat antwoord niet onmiddellijk en vanzelfsprekend de muziek is, wat zegt dat dan over de ware intentie van de uitvoerder? Waar kunst zou moeten uitnodigen tot overgave en contemplatie, verraadt een voortdurende drang naar zelfverheerlijking de verschuiving van een diepere waarheid naar een oppervlakkige vertoning. Wanneer de pianist zichzelf even belangrijk acht als, of zelfs belangrijker dan, de muziek die hij speelt, is niet alleen de balans verloren, dan is de essentie van muziek zelf ondermijnd.
Stilte, zoals elke ware musicus weet, is even belangrijk als klank. Het is de ruimte tussen de noten die de muziek vormgeeft, de ademhaling tussen de frases die emotie laat bezinken. En toch, hoe vaak laten zelfverheerlijkende pianisten geen ruimte voor stilte, niet alleen in de muziek, maar ook in hun eindeloze stroom van zelfpromotie?
Dan is er nog de kwestie van intentie. Is de pianist werkelijk bezig met het interpreteren van de muziek, of gebruikt hij het slechts als een middel om zichzelf te verheffen? Stel dat ze in een donkere zaal speelden, zonder publiek, zonder applaus, zonder bewondering, zou de muziek dan nog steeds evenveel voor hen betekenen? Of ligt de ware waarde van hun spel enkel in de externe bevestiging? Als applaus de ware drijfveer is, is het dan nog wel muziek?
Stel dat de grootmeesters die ze zo bewonderen hun spel zouden kunnen horen. Zouden ze een verwante ziel herkennen, toegewijd aan het vak? Of zouden ze zich eerder afkeren van de arrogantie die de kunst overschaduwt? Je vraagt je af of zoān pianist zichzelf ooit heeft afgevraagd: dien ik werkelijk de muziek, of dien ik slechts mezelf?
En dan de scherpste vraag van allemaal: als niemand hen zou prijzen, hoeveel van hun identiteit zou er dan nog overblijven? Het zelfvertrouwen van een pianist zou voort moeten komen uit een intieme dialoog met de muziek, niet uit de echoās van een klappende menigte. Wanneer een pianist met oprechtheid speelt, is dat onmiskenbaar. Maar als een student met meer eerlijkheid speelt dan de zelfingenomen virtuoos, zou die laatste dat dan überhaupt herkennen? Of zou hij het afdoen als āonvoldoende briljant,ā verblind door zijn eigen opgeblazen ego?
Ware kunst vereist een paradoxale houding, het vraagt om zelfvertrouwen, maar ook om nederigheid. Een instrument beheersen is ƩƩn ding; het ego beheersen is iets heel anders. Misschien is de ultieme vraag die elke pianist zichzelf moet stellen deze: op welk punt wordt zelfvertrouwen een masker voor onzekerheid?
Voor de pianist die verdwaald is in zijn eigen belangrijkheid, is de spiegel een gevaarlijke plek. Hij toont een reflectie, maar nooit de muziek. Om werkelijk de kunst te dienen, moet men ophouden zichzelf te bewonderen en eindelijk leren luisteren, naar de stilte, naar de klank en naar de waarheid die voorbij het ego ligt.
SPECIES DECIPIT

Opmerkingen