HET GROTE VERRAAD:HOE DE SPIRITUELE ESSENTIE VAN MUZIEK WERD GEKAAPT DOOR HET MATERIALSIME
- Walter

- 24 mrt
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 3 dagen geleden

Laat me beginnen met te zeggen dat wat volgt kritiek mag oproepen, maar ik bied dit niet aan als verwijt, maar als een oprechte en bewogen oproep.
Er woont een diepe droefheid in mij wanneer ik kijk naar wat de muziekwereld is geworden. Wat ooit een heilige ruimte voor de ziel was, is op veel plekken verworden tot iets glanzends, efficiënts, maar geestelijk leeg. Instellingen die beweren het hoogste culturele erfgoed te vertegenwoordigen, lijken vaker op marktplaatsen dan op heiligdommen. En voor wie de weg van de muziek niet slechts als beroep, maar als levenspad heeft bewandeld, is deze ontwikkeling niet alleen teleurstellend. Ze is pijnlijk.
Want muziek is, in haar kern, iets heiligs. Niet als metafoor, niet als inspiratiebron, maar wezenlijk en diep heilig. Ze ontspringt uit de adem, uit de hartslag, uit het menselijk verlangen om de orde van de sterren te weerspiegelen, de ritmes van het universum, de stilte van innerlijke beschouwing. Muziek is een vorm van innerlijke alchemie. Ze heeft de kracht om te verfijnen, te transformeren, te verheffen, niet enkel de luisteraar, maar ook degene die speelt.
En toch worden musici vandaag de dag vaak niet opgeleid in eerbied, maar in prestatie. Ze worden gedwongen sneller, zuiverder, harder te spelen, om te imponeren, om te winnen. Conservatoria, ooit gedacht als plaatsen van stille groei, lijken nu vaker op fabrieken. Wat zij voortbrengen? Technisch begaafde uitvoerders die misschien nooit echt stilte hebben gekend, die zich niet buigen voor de mystiek van een sonate van Beethoven, maar erdoorheen marcheren alsof het een examen is.
Toon, diepgang, verwondering, geduld, ze raken verloren in de jacht op perfectie. En wat blijft er dan over? Applaus, misschien. Maar geen betekenis.
Wedstrijden zijn in dit alles wellicht het hardst. Jonge kunstenaars, kwetsbaar en zoekend, worden onder zware druk gezet om te presteren, om te scoren, om te beantwoorden aan verwachtingen. Ze worden beoordeeld door juryleden die zelf misschien ooit hun innerlijke waarheid hebben moeten opgeven om in het systeem te overleven. Het is niemands schuld, het is de vorm die het systeem heeft aangenomen. Maar de prijs is hoog: het verlies van de verbinding met de bron, met de stille stem die hen ooit naar de muziek riep.
En die schade reikt tot in het lesgeven. Ik heb het vaak gezien. Studenten beginnen hun reis met een glinstering van verwondering in de ogen en een huiverend, teder aanvoelen in hun spel, maar te vaak worden ze bijgeschaafd, gestuurd richting resultaat in plaats van richting waarheid. Leraren, vaak met de beste bedoelingen, leggen hun interpretaties op, onderwijzen trucjes, geven formules. Zelden zie je een leraar die de student begeleidt naar binnen, naar de ziel van de muziek.
Wat dikwijls als “emotie” in muziek wordt omschreven, is vaak iets anders. Het doel is niet zelfexpressie, het is afstemming. Een ware vertolker verdwijnt in de muziek. Hij of zij “drukt zich niet uit”, maar dient. En dienen vraagt om innerlijke stilte, om nederigheid, om toewijding. Het is een lange reis naar binnen, zonder fanfare. Maar wel echt.
Misschien is het verdrietigste dat ook het publiek heeft afgeleerd om echt te luisteren. Het wordt verleid door snelheid, door spektakel, door charisma. Maar wie hoort nog de stilte tussen de noten? Wie voelt nog de adem van een componist voorbij het hoorbare? Kritiek blijft vaak steken in oppervlakkige woorden, zonder het innerlijke proces te raken dat zich misschien (of juist niet) op het podium voltrekt.
Ik schrijf dit niet uit wrok, maar uit verdriet. En uit liefde. Want ik heb het geluk gehad studenten te mogen begeleiden die een andere weg kozen. Ze studeerden het Wohltemperierte Klavier, de 32 Sonates van Beethoven, niet als visitekaartjes, maar als spirituele mijlpalen. Ze namen de tijd. Ze durfden te falen. Ze leerden luisteren, not naar mij, niet naar opnames, maar naar de stem vanbinnen. Naar de geest van de componist.
Er is een andere weg. Die is er altijd geweest. Ze is stiller. Langzamer. Minder zichtbaar in het licht van het podium. Maar ze is waarachtig. Ze begint met diep respect voor de partituur, geen starheid, maar eerbied. Ze vraagt om toonvorming, not om schoonheid alleen, maar als moreel gebaar. Ze vraagt om het afleggen van het ego, not om jezelf te verloochenen, maar om dat deel van jezelf te overstijgen dat wil imponeren, scoren, en bewonderd worden.
Die weg is niet gemakkelijk. Hij is eenzaam. Maar hij is zuiver. En het is de enige weg die muziek haar diepste functie teruggeeft: om te wekken, te helen, te verheffen.
Laat de wereld zich maar verder verliezen in snelheid, effect, en populariteit. Laat haar prijzen wie zich aanpast. Maar laat er altijd enkelen zijn, die in stille kamers buigen voor Bach, die in de lange uren de ziel van Beethoven zoeken, die niet durven spelen tot de geest bereid is. Aan hen schrijf ik dit. Niet om te troosten, maar om hun verdriet te erkennen, en het vuur dat zij nog dragen te bevestigen.
De wereld mag de geest van de muziek vergeten zijn. Maar de muziek zelf, als jij eerlijk bent, zal jou nooit vergeten.

Opmerkingen